Financiering
De activiteiten van de provincie Zuid-Holland worden gefinancierd uit drie bronnen: allereerst uit het eigen vermogen, uit het werkkapitaal en als laatste uit het (aantrekken) van vreemd vermogen. De verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen is aan het verschuiven. Dit komt doordat reserves in de komende jaren steeds meer zullen worden ingezet voor de beleidsdoelen, waardoor het eigen vermogen zal gaan dalen. Daarnaast zal de provincie in de komende jaren extra financiering nodig hebben voor de geplande investeringen. Het zwaartepunt van deze investeringen ligt in de komende vier jaar. De consequentie hiervan is dat de rentekosten een groter deel van de totale kosten zullen uitmaken. Een overzicht van de bestaande en de te verwachten toekomstig aan te trekken leningen ziet er als volgt uit:
Ontwikkeling van de opgenomen langlopende leningen per eindejaar (in mln)
De provincie Zuid-Holland heeft sinds 2019 een financieringsbehoefte na jaren van liquiditeitsoverschot. De behoefte aan externe financiering is volgens deze begroting vooral extra groot in de jaren 2021 tot en met 2025. In de jaren hierna ontstaat er een situatie waarbij er voornamelijk sprake is van een herfinancieringsbehoefte (lenen om de aflossing van eerdere leningen te financieren). Ten opzichte van de begroting van vorig jaar is de begrote stand van de langlopende geldleningen per eind jaar 2020 met ongeveer € 175 mln gedaald door de verwachte onderuitputting op de budgetten in dat jaar. Dit is in lijn met de realisatie van voorafgaande begrotingen.
De behoefte aan externe financiering ontwikkeling in de jaren 2021 tot en met 2025 is ook zichtbaar in de onderstaande grafiek waarbij het aandeel van de langlopende schuld is weergegeven als een percentage van het balanstotaal. Door de geplande investeringen in deze jaren en de inzet van de reserves stijgt dit percentage tot meer dan 60%.
Aandeel van de langlopende schuld op het balanstotaal per eindejaar